De confronterende roman Schuld van Walter van den Berg draait om een groepje mannen in Amsterdam Nieuw-West die leven op de rand van – of eigenlijk net erover – de criminaliteit. De hoofdpersoon Kevin verdient geld met het formatteren van gestolen laptops. Een ander werkt als militair in Uruzgan of keert net terug uit de gevangenis. De verschillende levensverhalen komen fragmentarisch tot stand, door wisselende perspectieven en een niet chronologische vertelwijze. Maar er is ook iets dat deze personages verbindt: een meer of minder bewust gevoel van schuld, zij het vaak diep weggedrukt onder een houding van onverschilligheid. Die fraai uitgewerkte schijnbare onverschilligheid bepaalt de sfeer van de roman.
Van den Berg ontziet zijn hoofdpersonen niet, maar plaatst hun handelingen in hun snoeiharde context. De jonge mannen zijn stuk voor stuk het product van complexe familiesituaties of anderszins traumatiserende gebeurtenissen, en bij lange na niet in staat om hun gevoelens daarover onder woorden te brengen. Met name de dialogen tussen de mannen en hun vriendinnen blinken uit in stroefheid, en zijn in dat opzicht ook grappig. De ondertoon van onmacht maakt ze toch vooral schrijnend.
Kevin, die als enige van deze randfiguren studeert, voelt zich verheven boven zijn omgeving, maar ook boven zijn naïeve medestudenten. Ook waant hij zich boven de wet, omdat hij van het geld dat hij verdient met laptops kraken zijn vaders schulden aflost. Hij kan worden beschouwd als een 21e-eeuwse Raskolnikov, de hoofdpersoon van Dostojevski’s Misdaad en straf. Deze roman wordt gezien als een aanklacht tegen het nihilisme van de negentiende eeuw. In het Amsterdam Nieuw-West van Schuld heerst een vergelijkbaar wereldbeeld; hier schittert de schuld in al haar facetten. In hun pogingen tot boetedoening maken de personages vaak nieuwe schulden, in een eindeloze keten. Onder de uiterst dwarse en uitgebeende stijl van Schuld gaan moeilijk te peilen gevoelslevens schuil. Dit contrast levert een voortreffelijke, kwetsbare roman op.