“Tussen longlist en shortlist” – donderdag 13 februari 2025 in Boekhandel Van der Velde, Zwolle
In het programma ‘Tussen longlist en shortlist‘ in Boekhandel Van der Velde werd aandacht besteed aan de keuze voor de achttien titels op de longlist Libris Literatuur Prijs 2025. Juryvoorzitter Sheila Sitalsing schreef een lezing over de staat van de Nederlandse Literatuur aan de hand van de romans die in 2024 zijn ingezonden en las deze voor. Veertien auteurs die met hun roman op de longlist staan, werden geïnterviewd door studenten van Hogeschool Windesheim o.l.v. Joris van Hamersveld. Cabaretier en fervent romanlezer Jan Beuving trad op met een Libris-gedicht. De eerste twee audiotrailers van #DeZin werden ten gehore gebracht.
LEZING ‘TUSSEN LONGLIST EN SHORTLIST’, 13 FEBRUARI 2025
Boek, waar was je?
Geachte lezers, schrijvers, longlistgenomineerden, boekenliefhebbers,
Je kunt je natuurlijk afvragen waarom je zoiets zou doen, want van googelen komt zelden veel goeds, maar ik deed het: ik googelde op ‘literatuur’ en ‘dood’.
Dat is ze namelijk, dood, zo wordt met enige regelmaat beweerd, meestal met aplomb, meestal door iets oudere heren. De literatuur wordt al jaren de dood aangezegd, wat zeg ik: decennia, Google kan het amper bijhouden. Vervolgens wordt daar een moeilijke avond over belegd in een hoofdstedelijk debatcentrum, en wordt er een langlopende polemiek in vele afleveringen over gevoerd in een kwaliteitskrant, en wordt er een reeks columns aan gewijd die niet zelden ontaarden in persoonlijke beledigingen aan het adres van de beter verkopende auteurs.
Terwijl je in die tijd ook gewoon een boek had kunnen lezen. Een goed boek zelfs, want daar wemelt het van. Een heel erg goed én literair boek zelfs, waar je gerust een tijdje in kunt wonen en waar je van alles in ontdekt en dat je naar een compleet nieuwe wereld voert en waar je een tijdje van ondersteboven bent. Want ook die worden elk jaar weer geschreven, je kunt er hoge stapels van bouwen. Waarmee ik ben aangeland bij het punt waar deze inleiding heen meandert: het was een rijk Librisjaar.
We hebben een hoge stapel gebouwd.
Daartoe lazen we ons door 183 inzendingen voor de Libris Literatuurprijs heen, waarmee ik durf te stellen dat we in het afgelopen jaar vermoedelijk méér nieuw verschenen oorspronkelijk Nederlandstalige literatuur en lectuur hebben gezien en gewogen dan menig professioneel lezer.
En met ‘we’ bedoel ik mijn geweldige mede-juryleden:
Nele Hendrickx, die als directeur van het Letterenhuis in Antwerpen het literaire erfgoed van Vlaanderen beheert en onder de mensen brengt,
Edward van de Vendel, die faam vergaarde als schrijver van kinderboeken, jeugdboeken, gedichten, nog veel meer én die daarvoor vorig jaar de Theo Thijssenprijs kreeg.
Jan van Damme, doorgewinterd literatuurcriticus en als hoofdredacteur van het Tijdschrift Zeeland bewaarder en doorgever van de Zeeuwse cultuur en geschiedenis.
En Michiel van Kempen, die zich al een leven lang ontfermt over de literatuur en cultuur uit Suriname en de voormalige Antillen en die vorige maand is afgezwaaid als bijzonder hoogleraar Nederlands-Caraïbische letteren aan de Universiteit van Amsterdam.
We zijn daarbij met ferme hand en vrolijkheid begeleid door onze secretaris Janny Nijhof, die niet genoeg kan worden geprezen.
Wat valt er voor zinnigs te zeggen over de staat van de Nederlandse literatuur na het lezen en wegen van 183 inzendingen?
Die vraag stelden we ons eind vorig jaar toen we ons door de fantastische berg romans hadden heen gelezen. Die vraag stellen we ons vanavond weer, nog geen vier weken nadat een democratisch verkozen president de democratische wereld op haar grondvesten doet schudden. We zijn hier vanavond in Zwolle niet bijeen om te debatteren over de uitholling van democratische waarden en de terugtrekking op het nationale belang, veraf of dichter bij huis. Dat zou een avond met een heel andere toonzetting tot gevolg hebben. Toch moesten we er wel even aan denken. Vrije literatuur kan niet zonder een vrije wereld en vrije mensen. Een wereld waarin boeken kunnen reizen en al dan niet in vertaling in boekenkasten over de hele wereld kunnen belanden. Een wereld ook, waarin wij kennis kunnen nemen van literatuur van elders, voor ons vertaald. Waarin cultuur beschermd, gewaardeerd en voor iedereen beschikbaar is. Om de betrokkenheid bij de wereld te vergroten in plaats van te verkleinen.
Maar zoals gezegd, we houden het bij de vraag wat er na het lezen en wegen van de 183 inzendingen te zeggen valt over de staat van de Nederlandse literatuur. Ik ga die vraag proberen te beantwoorden door iets te zeggen over het beoordelingsproces en over de dingen die ons daarbij opvielen.
Het eerste dat opvalt is – en dat zal voor veel schrijvers geen verrassing zijn – dat er slechts een deel van wat het afgelopen jaar is verschenen, serieus is besproken in de media. Wij lazen boeken die ons wegbliezen en waarvan we het idee hebben dat ze bij critici en lezers een beetje onder de radar zijn gebleven. Dat heeft ongetwijfeld te maken met krimpende boekenbijlagen en met de tendens om bij het verschijnen van een boek de schijnwerper te richten op de schrijver en op diens zielenroerselen, en om de schaarse ruimte daarmee te vullen. Het wegen van de kwaliteiten van het boek zelf wordt daarbij soms een beetje vergeten.
Het tweede dat we hebben geconstateerd is dat het feit dat er 183 inzendingen zijn, níet impliceert dat er het afgelopen jaar 183 literaire romans zijn uitgebracht. Er zit non-fictie tussen. Soms is die opgeschreven met literaire ambitie en stijlmiddelen, soms staat er brutaalweg ‘roman’ op de cover, alsof daarmee het pleit is beslecht, maar niettemin: non-fictie. Daar zijn we hard in geweest. Wij moeten romans bekronen.
Daar zijn er gelukkig heel veel van. Zuivere romans. Fictie, verhalen die zijn ontsproten aan de verbeelding van de auteur. Daartussen zit vaardig opgeschreven proza dat heus niet onaangenaam is en dat keurig een vertelstramien volgt en dat je zonder kauwen kunt doorslikken, en waarvan we na lezing het – wederom harde – oordeel moesten vellen dat juist dat slikken zonder weerstand het probleem is.En er zitten prachtwerken tussen, waar we van hebben genoten en lang over hebben gesproken, waarover straks meer.
En er is de tussencategorie, de roemruchte autofictie. Dat is een vertelling die de auteur optrekt uit de eigen ervaringen, uit het eigen navelpluis zou je onaardig kunnen zeggen, en waarmee de grens tussen fictie en non-fictie wordt verkend. Daar is er véél van. Ik weet niet of je het een trend moet noemen en het voert wellicht te ver om te zeggen dat dit het hedendaagse Nederlandse landschap typeert, maar het valt wel op. Bij deze boeken hebben we meegewogen of een auteur boven het strikt particuliere uitstijgt, of het vertelde voor méér staat dan de persoonlijke anekdote, en of het resultaat kan worden gelezen als een op zichzelf staand kunstwerk, als een schepping.
Dat zijn grote woorden om te zeggen dat we tussen deze stapels hebben gezocht naar boeken die iets dóen. Met ons, met de wereld. Ontsluit een roman nieuwe gebieden, nieuwe gedachten, nieuwe vormen. Is ze ontregelend, ontwortelend, is ze uit urgentie geboren of uit verheffingsdrang of uit pure woede en vernielzucht voor mijn part. Is het verhaal met verteldrang en schrijfplezier opgeschreven. Grijpt het de lezer vast met slijmerige tentakels, beleef je dat epifane moment dat weleens ligt op de bodem van een fles wijn: dat moment waarop je denkt dat je de mens doorziet en begrijpt, in al zijn armzaligheid. Lezen we iets dat we nog niet eerder lazen, schopt het ons mens- en wereldbeeld in de war, stuurt het onze verbeelding over onbetreden paden, is het ontroerend, lieflijk, vuig, gruizig, grappig, scandaleus. Maakt het alles nieuw.
En bovenal, denken we na het lezen: boek, waar was je al die tijd?
Met al deze criteria hielden we best een hoge stapel over. Er zijn tijdens het selectieproces dat tot deze longlist heeft geleid een paar lievelingen gesneuveld.
(Tussen haakjes. De shortlist hebben we nog niet bepaald, laat staan de winnaar. Dat is misschien goed om te weten voor iedereen die denkt uit onze woorden vanavond iets te kunnen destilleren over favorieten.)
Constatering nummer drie: een derde van de werken die de longlist haalden – zes van de achttien – zijn romandebuten. De longlist is een reuzendoder, las ik ergens, waarmee bedoeld wordt dat er een paar grote auteurs op ontbreken, die eerder iets hebben gewonnen of die zijn opgenomen in de literaire canon. Maar zo moet je het niet zien, want we hebben niet gekeken naar de auteur en diens oeuvre, maar naar een specifieke roman in dit specifieke krachtenveld in dit specifieke jaar. En dan moeten we zeggen: wát een debutanten waren er in 2024. Jonge auteurs die iets te vertellen hebben, die op een volstrekt eigen manier naar de mens en de wereld kijken, en dat op een volstrekt eigen manier overbrengen. Dat biedt hoop voor de toekomst. De literatuur zal, ik kan het niet vaak genoeg zeggen, nog heel lang leven.
Nog een observatie, de vierde: de queerliteratuur is definitief volwassen geworden. De nadruk ligt niet langer op de coming out, of op de ontworsteling aan een verstikkende omgeving, of op het queerzijn an sich, maar op bredere thema’s, op bijzondere intermenselijke relaties, op vreemde gebeurtenissen. Je zou het emancipatie kunnen noemen. Nog heel even en we hebben het niet meer over queerliteratuur als categorie. Net zoals ik nu ook niet apart ga vermelden hoeveel ijzersterke vrouwelijke auteurs we zijn tegengekomen.
Het vijfde dat opvalt is dat het vormexperiment onverminderd populair is. We lazen romans in losse brokstukken, in chronologisch omgekeerde volgorde, we kwamen voetnoten tegen, en hoofdstukken die volledig bestaan uit zinnen die uit weer ándere romans zijn geplukt. We lazen vertellingen verpakt in vertellingen die op hun beurt weer verpakt zijn, als matroesjkapoppetjes. Zoiets kan gruwelijk misgaan, daarmee vertel ik u niets nieuws, maar pak de longlist erbij en geniet van de geslaagde voorbeelden.
Observatie nummer zes is tevens een kleine ergernis. De slordige eindredactie hier en daar. Tik- en zetfouten, zinnen die halverwege ophouden, rare afbrekingen, grammaticale miskleunen, complete passages die een eindredacteur mogelijk over het hoofd heeft gezien. Dat zal samenhangen met gekrompen bezettingen bij uitgeverijen en met aandeelhouders die denken dat Chat GPT ook een soort persklaarmaker is, maar we willen vanaf deze plek hartstochtelijk pleiten voor zorgvuldige eindredactie- en correctierondes. Het deed soms pijn aan onze ogen.
Nog een constatering, de zevende. Deze hangt samen met constatering nummer 2 over autofictie: er is weinig grote wereld in de Nederlandse roman van 2024. Uitzonderingen daargelaten natuurlijk. Hier en daar loopt een vluchteling rond, of schemert een oorlog door, of gaat het over martelingen en dictaturen, of over de verwoestende kracht van de natuur die terugslaat, of over de bio-industrie en ecoterrorisme, of over de politiek rond de baarmoeder. Er zitten romans tussen van de grote greep, die door een eeuw wereldgeschiedenis heen wandelen, of door een paar eeuwen kunsthistorie, of die zich bewegen tussen Amsterdam, Parijs en Casablanca. De grote wereld bestaat, ook in de roman. Maar de introspectie overheerst. Veel zelfreflectie, veel selfcare, veel persoonlijke tragiek, veel familiedynamiek, we vermoeden hier en daar zelfs een familieopstelling. De complexe jeugd in een disfunctioneel gezin blijft een goudmijn voor schrijvers. We hebben vooral heel veel moeilijke vaders leren kennen, gewelddadige vaders, vaders die evident getikt zijn en ook hartverwarmende vaders die het ingewikkeld vinden om vader te zijn.
Sommigen zijn zo intrigerend dat ze zijn doorgestoten naar de longlist.
Tot slot observatie nummer acht: het is donker in de Nederlandse roman. Er is veel zwaarte en duisternis en ernst en we hebben veel gehuild (nu spreek ik voor mezelf, ik weet niet hoe makkelijk de anderen huilen). We snakten soms naar lichtheid en relativering, en als er eindelijk een roman tussen zat waar we van moesten lachen, dachten we: hè hè. Dus vergeet niet, beste schrijvers, om af en toe het licht aan te doen.
En vergeet niet, geacht publiek, dat je altijd een boek kunt lezen. Een heel erg goed boek zelfs, want daar wemelt het van. Zie de stapel die we voor u hebben gebouwd.
Vertelt het voort, beste mensen. En lees. Lees.
Ik dank u voor uw aandacht.
Rede uitgesproken door Sheila Sitalsing, juryvoorzitter van de Libris Literatuur Prijs 2025.
*********************************************************************************************************************************************
maandag 10 maart: bekendmaking van de shortlist in Nieuwsuur op NPO2. Nieuwsuur maakt een reportage waarbij ze op bezoek gaan bij de zes genomineerde auteurs en hen feliciteren met hun nominatie. De genomineerde auteurs ontvangen elk 2.500 euro.
dinsdag 11 maart: het programma ‘De shortlist’ in de Zuilenzaal van Felix Meritis, Amsterdam. Lucas de Man interviewt alle zes genomineerden; met muziek van Ellen ten Damme. Alle zes shortlisttitels zullen ter plaatse te koop zijn bij Boekhandel Hoogstins. Kaarten zijn hier te koop – €13,50/€10,00 (CJP/65+/student/stadspas)
Vanaf 28 maart: wekelijks een nieuwe podcast van alle zes genomineerde romans maken wij een die vanaf 28 maart wekelijks online komt te staan.
maandag 19 mei: bekendmaking van de winnaar van de 32e Libris Literatuur Prijs in Felix Meritis; de winnaar ontvangt € 50.000,– en de bronzen legpenning.
20 mei: interview met de winnaar in het VPRO-radioprogramma ‘Nooit meer slapen‘.
Een van de romans van de shortlist van de Libris Literatuur Prijs doet schooljaar 2025/2026 mee aan de Inktaap 2026.