Gustaaf Peek gaf zijn roman de stoere titel Godin, held mee. De godin is de schrijfster Tessa, de held is journalist Marius. Ze kennen elkaar al vanaf de middelbare school, ze vallen even voor elkaar en krijgen later een gepassioneerde clandestiene verhouding die zich vooral afspeelt in anonieme hotelkamers. Met zevenmijlslaarzen voert Peek ons door deze relatie, niet van het begin tot het einde, maar van het einde tot het begin – want het verhaal van Godin, held wordt van achteren naar voren verteld.
We beginnen met Tessa die Marius overleeft, en sterft, en we eindigen met Tessa die Marius nog niet kent en zich een toekomstige minnaar voorstelt. Met andere woorden, we beginnen met de eenzaamheid van het gemis en we eindigen met de eenzaamheid van nog onvervulde verwachting. We zien Tessa en Marius jonger worden, maar we weten hoe het met ze zal aflopen, en die wetenschap voorziet de met verve beschreven erotische passages van een melancholische ondertoon – en juist die combinatie maakt van Godin, held een rijke, gelaagde roman.
Peeks minnaars zijn geen uitzonderlijke mensen met bovennatuurlijke krachten. Ze hebben elkaar, en lijken zichzelf alleen bij elkáár te kunnen vinden. Die lichamelijk gevoelde hartstocht die ze naar elkaar toe drijft en waarin ze zich verwezenlijken, maakt ze tot menselijke en sterfelijke helden en goden.
Godin, held is een zinnelijk boek, maar je doet het te kort als je het beschouwt als een boek dat alleen over seks gaat. Het gaat over het leven. De zinnelijke, zinderende relatie tussen Tessa en Marius wordt door Peek zorgvuldig en zintuiglijk beschreven, bijna met ontzag, op een toon die een perfect gevoel voor stijl en ritme verraadt. Het resultaat is proza dat zich niet haast, maar voortdurend onder spanning staat en de lezer nieuwsgierig maakt naar de afloop, of beter, naar het begin.