Laten we bij deze schrijver eerst even aandacht schenken aan een lezer: ene Henk, het hoofdpersonage uit deze roman.
Voor zijn boekenkast staand vernemen we dat hij zijn boeken koestert als persoonlijke vrienden. Maar door zijn leeslust verliest hij ook iets van zijn Henkerigheid, verandert hij. Wie is deze Henk? We betrappen hem, een alleenstaande vijftiger met overgewicht, tijdens een dutje. In de kamer ligt een hond te slapen. Er is geen reden om Henk wakker te maken, want we kunnen ons moeilijk voorstellen dat met zo’n (anti)held een verhaal op gang kan komen dat lezenswaardig, laat staan Libris Prijswaardig is. Maar Sander Kollaard maakt Henk toch wakker. We vernemen het één en ander: Henk is verpleegkundige, wordt een beetje verliefd, moet naar een familiefeestje en last but not least zijn hond is ziek. Kollaard interpreteert Henk, maar interpreteert ook diens interpretaties en becommentarieert die, zonder al te filosofisch te worden. Want hoewel Henk graag Nietzsche leest, begrijpt hij weinig van filosofie. We zijn maar ‘biologisch geanimeerd spul’, bedenkt hij, zonder doel of heilsplan. Kan het gewoner? Maar tijdens het lezen gebeurt er toch iets bijzonders, dankzij de stijl van Kollaard. Een stijl die de lezer dwingt en verleidt om stil te staan bij vele rake zinnen en observaties. De woorden brengen Henk tot leven en tonen iets dat men in het leven soms over het hoofd ziet. Een verzoening met het feit dat de mens maar spul is, hoewel bij vlagen ook poëtisch spul. Een dag uit het leven van een hond – en zijn baasje – bevat geen wereldschokkende gebeurtenissen, maar Kollaard laat in de vierentwintig uur met die doodgewone Henk zien waar het in een mensenleven om gaat. Deze uiterst fijnzinnige roman geeft de lezer schokken van herkenning, een dosis levenslust, lessen in levenskunst en en passant veel leesplezier.