Marjolijn Februari weet met De literaire kring een wereld tot leven te wekken die wij lezers zelden van zo dichtbij aanschouwen: die van het grote geld, de notabelen van een dorps¬gemeenschap. Mensen die, zo zou je denken, hun leven naar eer en geweten invullen. ‘Het dorp zelf mag dan niet veel groter zijn dan een vestzak¬theater,’ aldus de alwetende verteller in deze roman, ‘maar de wereld is ruim en grenzeloos. Soms handelen de bewoners van het dorp in het belang van die wereld.[…] Soms handelen ze ook niet in het belang van de wereld. Dan zaaien ze dood en verderf in landen ver weg. Je beeldt je in dat de leden van de literaire kring daar soms langdurig van wakker liggen; hopend dat er nooit een journalist of schrijver naar het dorp zal komen die erover begint.’ Maar die journalist komt er, en die schrijver ook.
Rode draad in De literaire kring is het geweten van een in beginsel zorgeloos levende dochter van een der notabelen. Tot zij, Teresa Pellikaan, erachter komt hoezeer haar vader betrokken is bij een zaak met inhumane gevolgen. Ook al is hij niet direct verantwoordelijk, Teresa botst tegen wil en dank tegen zijn morele bijdrage aan. Wat des te schrijnender is omdat hij zich verschuilt achter schone schijn.
En dat allemaal doordat dorpsgenoot Ruth Ackermann, een oud-klasgenoot van Teresa, een internationale bestseller schreef en daarover in de plaatselijke boekhandel komt vertellen. Ruths vader, via de literaire kring der notabelen bevriend met de vader van Teresa, zat tot zijn nek in het schandaal. En nu verzet de vader van Teresa zich met hand en tand tegen de chicklit van Ruth, alsof humorvol en zelfrelativerend schrijven minderwaardig zou zijn.
Marjolijn Februari weet het schandaal en de vooroordelen vakkundig te verweven in een warme wereld vol details. Met geld lijkt het zoveel behaaglijker leven, maar zelfs de rijken worstelen met de zwarte zijde van het menselijk bestaan. Sterker nog, die zwarte zijde werpt door hun macht grotere schaduwen. Want deze dorpse notabelen lijken misschien aan de zijlijn van de macht te staan, de werkelijke macht van Nederland wordt boven de heggen van hun achtertuinen verdeeld.
Februari schreef een roman met een essayistische inslag: ethische en esthetische vraagstukken verspreidt ze op vernuftige wijze over de verschillende personages. Het open einde van het boek vraagt om een positiebepaling van de lezer. Zo weet Februari het literaire engagement tot het engagement van de lezer te maken. En daarin slagen maar zeer weinig auteurs.
Dat het Februari zo goed lukt, kan natuurlijk alleen doordat zij het schrijven tot in de puntjes beheerst. Behendig laat zij het 47 pagina’s duren tot een suikerpot als in een film in slowmotion is gevallen, terwijl ondertussen personages worden geïntroduceerd en niet gegrepen kansen voorbijkomen. In een soepele stijl met filosofische speldenprikjes, uitvergrotingen van karaktereigenschappen en details, verleidt de auteur ons en maakt zij tegelijk haar personages lichtelijk lachwekkend. En alleen via deze omweg openbaren zich de werkelijke beweegredenen van mensen. Alleen via deze omweg kan de lezer de diepte van de ziel peilen, om bezoedeld uit de roman tevoorschijn te komen.