Een bij uitstek politieke roman als De utopisten van Louise O. Fresco behoort tot het zeldzame genre van de ideeënroman. Politieke en literaire betrokkenheid zijn erin nauw met elkaar verweven. De roman maakt op een overtuigende manier aannemelijk dat literatuur niet alleen een geschikt, maar ook een noodzakelijk medium is voor politieke reflectie, zonder dat die de literatuur hoeft te degraderen tot haar knechtje. Fresco verstaat de kunst om fictie en betoog te ver¬mengen.
Fresco koos niet voor de afstandelijkheid en soms het cynisme die eigen zijn aan de politieke satire en al evenmin voor de zekerheid van de ‘biecht’, de terugblik die zeker is van zijn uitkomst omdat hij het strategische voordeel van hindsight uitbuit. De utopisten wil daarentegen ‘open’ zijn en sluit geen opties van tevoren uit, als een realistische roman uit de klassieke traditie. Die heeft haar wortels in het Franse naturalisme en bloeit tegenwoordig vooral in de Verenigde Staten voort. Het is met andere woorden een genre met een stamboom, dat hoge verwachtingen schept en dus hoge eisen stelt. Het genre neemt de politiek ernstig en veronderstelt een hoog literair vermogen om in een roman een universum te creëren waarin die ernst geloofwaardig blijft.
De utopisten komt daar op een voorbeeldige wijze aan tegemoet, temeer daar Fresco een uitermate relevant thema aan de orde stelt: het gebrek aan durf in een politieke praktijk die verlamd lijkt door de grote, actuele uitdagingen van ecologie, migratie en mondialisering. Ze vertelt het verhaal van Michiel van Straten, een activist met een lange staat van dienst in de linkse en groene beweging, die het brengt tot staatssecretaris van Technologie en Milieu. Het boek speelt zich grotendeels af tussen twee toespraken, een waarin Van Straten zijn benoeming viert en een tweede waarin hij het, ongeveer een jaar later, voor bekeken houdt. Die ontwikkeling sluit aan bij het eigenlijke onderwerp van de roman, dat veel verder gaat dan alleen een kritiek op het zogenaamd naïeve idealisme uit de jaren zeventig. Fresco heeft ook veel aandacht voor hoe figuren op het publieke forum verzeilen in het spanningsveld tussen heden en verleden of tussen de openbare en de privésfeer.
Louise Fresco trekt het ‘realisme’ consequent door. De utopisten vervalt niet in snelle conclusies of in de betweterij die zich boven de personages stelt door hen voortdurend te beoordelen, of die deze personages alleen gebruikt als handpoppen voor een voorgekookte stelling. In haar indrukwekkende compositie koos Fresco voor een beheerste, registrerende stijl waarin de goed getypeerde figuren een eigen stem kunnen krijgen. Doorheen een genuanceerd panorama van grote en kleine menselijke motivaties en tics verkent ze de mogelijkheden, voorwaarden en grenzen van het politieke idealisme. De bewogenheid van Van Straten, die er, tegen de angstige ‘zesjescultuur’ in, voor pleit om de democratie een nieuw elan te geven met een groots en geïntegreerd maatschappelijk project, vindt een opvallende parallel in wat Louise Fresco voor ogen stond. Maar terwijl Van Straten eindigt in frustratie, is De utopisten een geslaagde, ambitieuze roman die reliëf geeft aan de breedte maar ook de eenzaamheid van het menselijke handelen.