Het jaar 2003 heeft een bijzonder goede literaire oogst opgeleverd. De jury had voor de nominaties dan ook plaatsen tekort. Het resultaat is een lijst van zes boeken die aangeven hoe rijk de hedendaagse Nederlandse literatuur is, rijk aan tonen, thema’s, en types proza. Een historisch sprookje zo betoverend dat je vergeet hoe weinig plausibel het is. Een familieschets waarin, zeldzaam in de stapel van 146 gelezen titels, een zoetzure humor doorklinkt. Een spannend verhaal dat je haast zou verzoenen met de ramp die het leven is. Een broeierig familieverhaal, werkelijk multicultureel. Een goor mooi liefdesverhaal, gevuld als het pak van Sjaalman. En een bloedserieuze, bloedstollende schelmenroman. Bij al deze boeken krijg je een gevoel van trots op de Nederlandstalige letteren: als dit vertaald wordt zal het een plaats in de wereldliteratuur kunnen vinden.
Geworsteld heeft de jury met het afbakenen van de categorie die volgens de reglementen mag meedingen naar de Prijs: origineel Nederlandstalig literair verhalend proza; dagboeken, reisboeken, en essays worden expliciet uitgesloten. Maar er zijn graduele overgangen. Het enkele feit dat iets waar gebeurd is betekent niet dat het geen fictie is, anders zou de halve literatuur afvallen; het enkele feit dat er beschouwende passages in voorkomen maakt iets geen essay. De jury heeft ernaar gestreefd de grenzen zo ruim mogelijk te nemen, en heeft twijfelgevallen het voordeel gegund. Zo staan wel op de longlist het sterk autobiografische Schaduwkind van Thomése en het bespiegelende en deels autobiografische Demonen van Komrij.
Omdat de ervaring van het dwars doorsnijden van een heel jaar Nederlandse literatuur geen alledaagse is, een paar opmerkingen over de stapel van 146, waaronder ook een enkele kritische. De twee oudste thema’s, verloren liefde en jeugdtrauma, maken nog steeds een behoorlijk deel uit van wat er verschijnt in literair Nederland, met op een goede derde plaats de case load van de psychotherapie. Op zich geen bezwaar, de waarde van een literair werk wordt maar voor een klein deel door het thema bepaald, en ook op de longlist en shortlist komen boeken over deze onderwerpen voor, maar soms vraag je je af of er niets anders in de wereld gebeurt. Hier en daar valt ook op dat uitgevers kennelijk bezuinigen op hun redactionele activiteiten; taalfouten blijven staan, en een enkel boek zou fors dunner kunnen. Het aanbod Vlaams proza was dit jaar beperkt, en uiteindelijk heeft slechts één Vlaams boek de longlist gehaald (Slaap van Annelies Verbeke, maar dat is dan ook een echte aanrader!). Een kwart van de auteurs is vrouw; idem op de longlist, en uiteindelijk slechts één vrouwelijke auteur bij de nominaties. Weinig korte verhalen. De meest recente politieke geschiedenis van Nederland komt terug in diverse boeken. De Tweede Wereldoorlog en Ons Indië zijn duidelijk van de Nederlandstalige literaire agenda.
Een van de belangrijkste functies van literatuur is dat ze de discussie over waarden aan de gang houdt – esthetische, maar ook morele, maatschappelijke, politieke waarden. Dat hebben wij, als jury van de Libris Literatuur Prijs 2004, in praktijk proberen te brengen. We hebben in de onderlinge discussie afgetast welke normen we belangrijk vinden, en hoe ze gebruikt kunnen worden om de ingezonden boeken te toetsen. In de onderlinge discussies zijn zodoende oordelen tot stand gekomen die van uitgesproken opvattingen getuigen maar die in onze ogen ook evenwichtig en weloverwogen zijn.
H.C. ten Berge – Blauwbaards ontwaken
Met deze roman voltooit H.C. ten Berge zijn Moortgat-trilogie, waartoe verder ook Het geheim van een opgewekt humeur (1986) en De jaren in Zeedorp (1998) behoren.
Hoofdfiguur Edgar Moortgat reist in 1967 naar Polen, waar zich een passionele verhouding ontspint met de ravissante ‘Comtesse’ Aleksandra Ambrosaitis. Het is het begin van een meeslepende liefdesgeschiedenis die in de hierop volgende maanden beurtelings in Nederland en in Polen haar beslag krijgt.
Blauwbaards ontwaken is in de eerste plaats een hartstochtelijke liefdesroman: de tomeloze passie tussen Moortgat en zijn Comtesse sloopt alle conventies en toont zich sterker dan de tegenwerking van taaie bureaucratieën en vileine regimes. De roman is daarmee ook een liefdesverklaring aan de liefde en de lust zelf.
Met Blauwbaards ontwaken levert Ten Berge ook een proeve van stilistisch meesterschap. In het hoofdverhaal is een reeks geschriften ingebed van zeer heterogene aard: een liefdesbrief, een boekbespreking, fantastische en realistische verhalen… Uit dit alles spreekt een groot enthousiasme voor de wereldliteratuur in haar onuitputtelijke verscheidenheid en vitale experimenteerlust. Het boek kan daarom meteen ook gelezen worden als een ode aan de menselijke vrijheid.
Dit sluit goed aan bij het tijdsbeeld dat in Blauwbaards ontwaken met verve wordt opgeroepen: Moortgat is de anarchistische, vrijheidslievende kunstenaar in de tijd van het IJzeren Gordijn, die het moeilijk heeft met het autoritaire communistische systeem in Polen, maar zich al evenzeer benauwd voelt door de zogenaamd vrije maar in feite weinig minder repressieve kapitalistische samenleving in Nederland. Ten Berge is een fel geëngageerd schrijver zonder Partij – of het zou dan de Partij van de Schrijvers moeten zijn. Ten Berge laat zijn creatie Edgar Moortgat dan ook op zijn levensweg vergezeld worden door grote schrijvers als Joyce, Stevens en Trakl. Het boek bevat trouwens een prachtige hommage aan Ten Berges in 1990 overleden vriend, de grote dichter Hans Faverey, die in 1967 nog maar een onbegrepen debutant was.
Bernlef – Buiten is het maandag
Buiten is het maandag vertelt het verhaal van Stijn Bekkering, een ouder wordende man die zijn vrouw verliest bij een auto-ongeluk. Hij heeft haar niet zien sterven en zelfs niet begraven zien worden omdat hij in coma lag. Nog tijdens het moeilijke rouwproces verdwijnt zijn getrouwde zoon Harry opeens spoorloos. Een hele tijd later wordt hij gesignaleerd in Nova Scotia (Canada), en Stijn gaat hem daar zoeken. De reis naar Canada en de ontdekkingen die hij er doet, veranderen zijn leven voorgoed.
Bernlef doet allerminst een beroep op spektakel of sensationele avonturen om de aandacht van de lezer vast te houden. Toch is Buiten is het maandag een uitermate intrigerend boek, dat van begin tot einde spannend blijft. De verspreide puzzelstukken waarmee de lezer zich geconfronteerd ziet, worden in de loop van het boek stukje bij beetje in elkaar gepast. Het beeld dat zo ontstaat levert flink wat verrassingen op.
Tevens is Buiten is het maandag een mooie bespiegeling over onherroepelijk verlies en over de eenzaamheid en machteloosheid van de mens. Die worden moedig, zonder jammeren geconstateerd. Op geen enkel moment laat Bernlef zelfs maar de illusie toe dat er een remedie tegen zou bestaan. Toch is deze roman niet van een ondraaglijke zwaarte. Hij tintelt juist van liefde voor het leven, en er zijn nogal wat momenten van droge humor en ironie.
Fascinerend is ook hoe Bernlef aan de hand van zijn personages laat zien hoe ieder mens zijn eigen geschiedenis, zijn unieke drijfveren, obsessies en overtuigingen heeft. Dat maakt mensen voor elkaar vaak moeilijk te peilen en leidt dikwijls tot misverstand en onbegrip. Zo’n complex personage is bijvoorbeeld Bruce Grady, een van Stijns Canadese vrienden.
Bernlefs stijl is zoals gewoonlijk precies en sober, op het onderkoelde af. Desondanks, of wellicht juist hierdoor, is Buiten is het maandag een bijzonder poëtisch boek. Het bevat talrijke passages die tegelijk als ongemeen herkenbaar en realistisch worden ervaren én een dwingende suggestieve kracht bezitten. Een voorbeeld bij uitstek daarvan is het prachtige slot.
Arthur Japin – Een schitterend gebrek
Zelden is aan versluiering zo fascinerend vorm gegeven als door Arthur Japin. In Een schitterend gebrek verhult een voile het gezicht van een op jeugdige leeftijd door pokken beschadigde vrouw. Die handicap maakt de voortzetting van een ontluikende liefde onmogelijk en bepaalt het verdere leven van Lucia, de hoofdpersoon van Japins roman. Het is, zegt ze in het eerste hoofdstuk, niet zichzelf die ze achter de sluier verstopt, maar de wereld. ‘Door die waas van kant en zijde oogt zij zoveel zachter.’
De grote tegenspeler in Lucia’s leven is Giacomo Casanova. Dat is geen verzinsel van Arthur Japin, want Een schitterend gebrek is een historische roman. Casanova noemt Lucia in zijn memoires als een vrouw die hij onrecht heeft aangedaan. Hij verhaalt over hun ontmoeting, hun kortstondige idylle, en ten slotte over de schok haar als weerzinwekkende verschijning terug te vinden in een Amsterdams bordeel. Deze biografische passages vormen het raamwerk van Een schitterend gebrek, maar Japin koos niet het perspectief van Giacomo, maar dat van Lucia.
In minutieus beschreven flashbacks vertelt Lucia over haar gelukkige jeugd op het Noord-Italiaanse landgoed Pasiano waar zij, een meisje nog, kennis maakt met Giacomo Casanova. Voor beiden resulteert die ontmoeting in liefde op het eerste gezicht, maar als de pokken hebben toegeslagen beseft Lucia dat een huwelijk met Giacomo onmogelijk is. Haar moeder meldt de jonge minnaar dan dat Lucia van Pasiano vertrokken is. Jarenlang beschouwt ook Lucia zelf dit als verraad, maar als ze Casanova op latere leeftijd in Amsterdam ontmoet, beseft en bevestigt ze op verrassende wijze dat het een daad van liefde was.
Dit uiterst gecompliceerde gegeven heeft Arthur Japin vervat in een verhaal vol sprankelende allusies en associaties. Het decor verplaatst zich van het landelijke Pasiano, via het adellijke Venetië naar het mondaine Amsterdam. Het Verlichtingsdenken, het wetenschappelijk optimisme, het theater- en het bordeelleven bepalen om en om de sfeer. Geen detail is ontzien: Japin weet waar je in 1758 in Amsterdam papier moest kopen, en dat is maar één voorbeeld van zijn historische kennis. Een schitterend gebrek is een rijke, stijlvolle roman, met een even geraffineerde als geheimzinnige plot.
Tomas Lieske – Gran café Boulevard
Diep in de Tweede Wereldoorlog wordt een Spaans meisje, Pili Eguren, in de trein op weg naar Bilbao gerold door de meesterdief Alexander Rothweill. Dit is het begin van de liefde tussen de twee onvergetelijke hoofdpersonages van Gran Café Boulevard. De zakkenroller zal haar later het geld teruggeven en hij wordt de liefde van haar leven. Hij lijkt door haar zijn Parijse verleden te kunnen begraven.
Alexander, meestervervalser en oplichter, zoekt toenadering tot Pili, die op weg is naar haar pleegouders. Zij hebben zich over haar ontfermd na een verblijfperiode in een tehuis geleid door nonnen. Zijn verleden is er een van maskerade, oplichterij en schaamte. Haar verleden is verbrokkeld en getekend door waanzin veroorzaakt door de misdaad die haar ouders is aangedaan. Stukje bij beetje, in hoofdstukken die afwisselend zijn gewijd aan de levensbeschrijving van Rothweill en Eguren, komen hun verledens aan het licht. Achter de naam Rothweill gaat Taco Albronda schuil, die uit Nederland is vertrokken om in Parijs zijn geluk te beproeven als fotograaf. Pili Eguren heeft haar ouders verloren in de strijd tussen Franco en de Republikeinen.
Als zij begin jaren vijftig gedwongen worden te vluchten naar Nederland, waar Rothweill hoopt op opvang door zijn wereldvreemde broer Fedde Albronda, die vleermuizen houdt en bedorven vlees eet, kunnen ze niet voorzien dat hun leven daar in de polder op zijn kop zal worden gezet.
Gran Café Boulevard is een roman geladen met onvergetelijke beelden, over ontheemde mensen die opgejaagd worden in een wereld waarin ze zichzelf moeten verloochenen om te kunnen overleven. Een roman die ons een meeslepend verhaal presenteert en met vragen achterlaat. Hoe ver kun je gaan om je leven te redden, hoeveel kan de ander van je weten, wat zijn de wetten van de verleiding, hoe maak je valse paspoorten, hoe vaag is de grens tussen goed en kwaad in oorlogstijd, is men zijn broeders hoeder, houdt Alexander van Pili of niet? Deze en andere vragen stuwen het verhaal, geven de woorden diepte en inhoud en maken Gran Café Boulevard tot een verrukkelijke leeservaring.
In Gran Café Boulevard zet Tomas Lieske het Spanje van Franco en de spanning tussen werkelijkheid, illusie en taal op meesterlijke wijze naar zijn hand. Onomstotelijk toont hij zich daarmee een van onze belangrijkste hedendaagse auteurs.
Nicolien Mizee – Toen kwam moeder met een mes
‘Al het mooie verdween’, denkt een personage uit de tweede roman van Nicolien Mizee, Toen kwam moeder met een mes. Het is een kerngedachte uit het boek, een sleutel tot de wonderlijke wereld die de schrijfster in de ruim tweehonderd pagina’s oproept. Verrotten, sterven, verdwijnen, oplossen, verstoffen en vergaan – het zijn evenzovele metaforische werkwoorden die passen bij de sfeer die Mizee schetst: iemand valt van een trap, een ander lijdt aan loodzwaar schuldgevoel, een volgende onder een verstikkende jeugd, een vierde woont in een eeuwige puinhoop of tussen champignons die de kop opsteken in de gang van een vochtig huis.
Door de ogen van de vertelster, Ida, wordt de lezer tegen wil en dank het universum binnengezogen van een kunstzinnige familie, die generaties lang belangrijke posities bekleedde in het openbare leven en tegelijkertijd met vele talenten was begiftigd. Alleen op de hedendaagse generatie lijkt een vloek te rusten: de talenten zijn net niet groot genoeg, de levenslust slaat om in levensmoeheid, de euforie tot de besten te behoren wordt lachwekkend en de onderlinge familierelaties zijn dermate verzuurd dat er messen aan te pas komen.
Dat deze roman niet verzandt in een alledaagse verbeelding van het aardse tranendal, is te danken aan de virtuoze, absurdistische en sprankelende toon die Mizee in haar boek laat klinken. Haar verhaal zit vol neuroses en waanzin, haar personages lijden aan de nodige obsessies: magische gedachten moeten het evenwicht in de wereld bewaren, formules het onheil op afstand houden. Toch zijn Mizees personages niet ongeloofwaardig of belachelijk. Integendeel, het zijn personen van vlees en bloed, groot in hun desillusie, klein in hun onderlinge kinnesinne.
Deze hilarische roman over de verwording van een familie vertelt tegelijkertijd het verhaal van het volwassen worden van de hoofdpersoon, waarbij een verzonnen gedachtewereld plaats moet maken voor ontnuchterend realisme. Het is ook het relaas van de moeite die het dochters soms kost los te raken van hun overheersende moeders en overspelige vaders.
De clichés zijn waar, dat is in deze roman niet anders, maar de gedrevenheid, de vertelkunst en de heerlijk absurde toon van Nicolien Mizee tonen het rijke talent van deze jonge schrijfster.
Rashid Novaire – Maïsroest
In het voorjaar van 1899 krijgt Dito Keep het bericht dat zijn twee jaar oudere broer Gerben in Bohemen om het leven is gebracht. ‘Gefunden im Maisfeld’, meldt het telegram. Dito hield niet van zijn broer. ‘Maar ik hou van zijn verhaal’, schrijft hij in de epiloog van Maïsroest. ‘Ik heb gedaan wat ik kon. In de late uren op de krantenredactie, tussen de artikelen over de zedelijkheidswetten door, heb ik het leven naar de feiten toegeschreven. Zijn leven, mijn leven.’
Maïsroest is dus een dubbelportret. Dertien jaar na de dood van Gerben schetst Dito zijn eigen jongelingsjaren, waarin hij geen journalist maar kunstschilder wilde worden. En tussen die herinneringen door reconstrueert hij de moord op zijn broer. Die reconstructie is volslagen fictief, maar dat heeft een reden: Dito’s liefdevolle verbeelding doet een poging tot verzoening. Verzoening met de broer die een hekel had aan types die zich opeens ‘Konstenaar’ noemen en zich ergens waar de zon schijnt door een andere ‘Konstenaar’ laten leren hoe weinig talent ze eigenlijk hebben. Zo’n type was Dito immers ook zelf.
Maïsroest is het derde boek van Rashid Novaire. Het is een ambitieuze roman over mislukte ambities. Maar waar zijn hoofdpersoon stukliep, slaagt Novaire. Zonder opsmuk en toch gedreven portretteert hij zijn personages en het decor en de tijd waarin ze leven. De historische kennis die daarvoor nodig was is volstrekt naturel verwerkt. Schijnbaar moeiteloos wisselt Novaire van decor. Van het laat-negentiende-eeuwse, landelijke Heeze (waar Dito schilderlessen volgt bij Suze Robertson) naar de zinderende maïsvelden in Bohemen (waar Gerben zich als seizoenarbeider aanbiedt) en dan weer terug naar Brabant of Amsterdam.
De ietwat weerbarstige, soms terughoudende stijl is in overeenstemming met de onaangepaste levenshouding van de jonge Dito. Maar hoe weerbarstig die stijl soms ook is, Novaire schreef een levendig boek. Vastgelopen ambities, geile verlangens en een instabiele geest bepalen het karakter van Dito Keep. Onder Novaires pen werd dat een karakter van vlees en bloed.
Amsterdam, 14 maart 2004
De jury
Ronald Plasterk, voorzitter
Abdelkader Benali
Arie van den Berg
Margot Dijkgraaf
Erik Spinoy