Het beroep van bewaker wordt altijd onderschat. Is er meer eer te behalen met het bouwen van een huis of het besturen van een trein? Van een bewaker wordt iets onmenselijks gevraagd: niets doen, wachten en alert blijven. Dat is de diepste overtuiging van Harry, een hoofdpersonage in de vierde roman van Peter Terrin.
De bewaker is een vervreemdende, kafkaëske vertelling. Evenals de ik-verteller, Michel, werkt Harry in dienst van wat ‘de organisatie’ wordt genoemd. Die schimmige organisatie, waarin de personages onvoorwaardelijk geloven, zorgt ervoor dat een luxeappartementsblok van veertig verdiepingen, bewoond door superrijken met namen als Olano, Poborski, Van der Burg-Zethoven, de hoogst mogelijke beveiliging krijgt. Het gebouw is alleen toegankelijk via de ondergrondse garage waarvan de bewakers vierentwintig uur op vierentwintig de toegangspoort controleren met een paranoïde routine, hun wapen altijd in de aanslag.
Peter Terrin creëert met woorden wat Hopper in zijn taferelen en landschappen evoceert met verf: in kaal surrealistische taferelen krijgt het Beckettiaans absurde en uitzichtloze leven van de personages op huiveringwekkende wijze gestalte.
De scheiding tussen de buitenwereld en de onderwereld, waarin de bewakers Harry en Michel leven en bewegen in toenemende duisternis zonder dat het hun perfectiedrang hindert, is compleet. Peter Terrin slaagt erin de geringste feiten in een verhaal, waarin eigenlijk amper iets gebeurt, in het geheugen van de lezer te prenten. Door de krachtig suggestieve stijl hoort de lezer het water doorsijpelen in de spoelbak van het toilet, ziet hij die ene vlieg die in de garage is verdwaald en ruikt hij de aardbeigeur van een stuk gevallen jampot.
In de onderbuik van het gebouw leven de bewakers als mollen, blind voor wat er in de buitenwereld te gebeuren staat nadat alle bewoners, op één na, het gebouw hebben verlaten. Zij moeten maar raden waarom die bewoners zijn vertrokken en verzinnen zelf dan maar redenen: een dreigende oorlog? een nucleaire ramp? een gasaanval in de stad? Met grote precisie analyseert Peter Terrin de logica van twee personages die alles streng onder controle willen houden en daardoor zelf ongecontroleerde projectielen worden.
De bewaker is een ontregelend, allegorisch verhaal over de leegte van het leven van personages voor wie regels regels zijn die altijd gerespecteerd moeten worden. De lezer wordt meegezogen in de fantasieën, dwangideeën en dromen van twee mensen die eenzelfde onwrikbaar geloof hebben in de illusie ooit te zullen behoren tot de elite in de hiërarchie van ‘de organisatie’. Harry en Michel worden gaandeweg van medestanders in het realiseren van die ambitie rivalen en concurrenten die elkaar wantrouwen.
Tot op de laatste bladzijde slaagt Peter Terrin erin deze vragen open te houden: wie is wie? en wat is er eigenlijk aan de hand? Hoe verwarrend en vreemd de fictieve wereld waarin de personages zich bewegen ook is, de lezer herkent in de bladzijden van De bewaker als in een filigram zijn eigen reële wereld, met bewakingscamera’s, geüniformeerde ordehandhavers, beveiligde woonzones voor wie het zich kan permitteren: de burgers die altijd voor criminelen en terroristen op hun hoede moeten zijn. Het leven is geen sprookje maar een nachtmerrie. De bewaker verwoordt die indrukwekkend.
Amsterdam, 22 maart 2010
De jury
Hans Wijers, voorzitter
Joris Gerits
Joke Hermsen
Susan Smit
Aleid Truijens