Dit jaar is er geen feestelijke uitreiking van de Libris Literatuur Prijs. Wat niet wil zeggen dat we de literatuur niet kunnen vieren. Dat kunnen wij nu misschien wel beter dan ooit. We zijn thuis, met alle tijd én behoefte aan troost. Omstandigheden waarin het boek kan floreren.
Hoewel de jury de winnaar van de Libris Literatuur Prijs 2020 koos ruim vóór we getroffen werden door een pandemie, blijkt de roman van onze keuze goed te passen bij de huidige periode, die wordt gedomineerd door een ingrijpende gebeurtenis waarvan we de dramatische gevolgen nauwelijks kunnen overzien. Hoe prettig om daar een bescheiden pendant tegenover te zetten: een boek dat draait om het kleine en dagelijkse, over een heel gewoon leven waarin niets bijzonders aan de hand is en dat juist dáárom soelaas biedt. De jury heeft gekozen voor Uit het leven van een hond van Sander Kollaard.
De roman gaat over Henk, een IC-verpleegkundige – in tijden van corona niets minder dan een held, maar hier eerder een antiheld. Hij is een vijftiger met wat overgewicht, en hij heeft iets sulligs wat hem overigens heel innemend maakt. Hij woont in een normaal huis waar hij op een normale zaterdagochtend wakker wordt. Hij waagt een poging tot een rondje joggen, wordt uitgenodigd voor een familiefeestje, doet wat boodschappen (en koopt tot zijn ergernis tóch weer een bakje kaasdip). Het enige ongewone: zijn hond is ziek, maar ook hier geen acute nood, de dierenarts stelt dat Schurk – zoals het beest heet – nog zeker een paar maanden heeft. De spanning van het boek zit hem dan ook niet in de toestand met de hond, en ook niet in de flirt met de vrouw die Henk die dag nog ontmoet, of in het familiefeest waar hij die avond iets te dronken wordt. De spanning zit in Kollaards zinnen die steeds weer verrassen. Kollaard schrijft alsof hij praat met de lezer, gezellig, haast met een kopje thee erbij. Maar we merken al snel dat er meer steekt achter die knusse toon, achter de lichtvoetige zinnetjes. Dit is geraffineerder, voel je, en je moet zorgvuldig lezen.
Kollaard weet namelijk precies wat hij doet. Hij sluit aan bij een rijke literaire traditie, zonder dat hij de lezer lastigvalt met onnodige hoogdravendheid. Hij laat zijn verteller volop verwijzen naar literatuur, muziek en film, maar niet om te imponeren: enkel om te kunnen onderzoeken wat kunst met een mens doet. Zijn Henk maakt geen verschil tussen hoge en lage cultuur (alhoewel hij Una paloma blanca van de George Baker Selection niet kan aanhoren, in tegenstelling tot zijn hond die er dol op is), hij leest net zo goed Afvallen voor dummies als gedichten van Pessoa. Henk wil graag dat op zijn begrafenis (die overigens nog vele jaren op zich zal laten wachten, verklapt Kollaard ons) het volgende gedicht wordt voorgelezen:
Als ik wist dat ik morgen zou sterven
En het was overmorgen lente,
Zou ik tevreden sterven, omdat het overmorgen lente was.
Ondanks alle tristesse spreekt uit dit gedicht van Pessoa ook levenslust, en dat is typisch Henk, die zich kan vinden in de Lebensbejahung van Nietzsche en de beroemde quote van Groucho Marx: ‘I intend to live forever or die trying.’
Kollaard geeft al het grote en kleine verdriet uit Henks leven een zekere lichtheid.
Hij laat Henk reflecteren op literatuur. Maar hoogdravende beschouwingen over de rol van literatuur, daar doet Henk niet aan. Henk bedenkt voor zijn boekenkast dat hij al zijn boeken kent ‘op een persoonlijke manier, en die elk voor hem iets betekenen’. Aan de andere kant heeft Henk juist het idee dat zijn vele lezen hem minder solide heeft gemaakt, alsof al die verhalen, ‘al dat geveinsde leven’, zijn eigen leven – zijn ‘henkerigheid’ – aangelengd hebben. Maar wie of wat is Henk eigenlijk, oftewel: wie of wat is een mens? Misschien vinden we het antwoord in het motto van de roman: Stof ben je, tot stof keer je terug, uit Genesis. Henk beseft terdege de waarheid hiervan, maar piekert ook over wat een collega erover gezegd heeft: we zijn maar ‘biologisch geanimeerd spul’, zonder doel of heilsplan. Kan het banaler? Henk vraagt zich in al zijn nuchterheid af of er toch niet méér kan zijn. De roman leert ons in elk geval dat mensen, bij vlagen, tenminste poëtisch spul kunnen zijn.
Wat is de waarde van een mens? Hoe kun je het goede doen en je verstand op de juiste manier gebruiken? Waarin schuilen de sprankeltjes van geluk? Vragen die een humanistische roman als deze kenmerken. En daarmee onderscheidt Uit het leven van een hond zich van zoveel andere boeken, waarin het vaak bar en boos is, met moedeloze figuren in hopeloze situaties. Een boek met een positief mensbeeld, kom er maar eens om. De jury werd op een rustige manier blij van die Henkerigheid en ook wat sentimenteel, zoals Henk sentimenteel wordt van de roman Kees de jongen want Henk is een jongen gebleven, een áárdige jongen bovendien. Kortom: Kollaard schreef een bijzonder boek over een onopmerkelijke man. Hij bezorgt zijn lezers schokken van herkenning, een dosis levenslust, lessen in levenskunst en en passant veel leesplezier.
Het is lastig om als jury superlatieven voor een roman te gebruiken die zelf juist zo zorgvuldig alle opgezwollen taal vermijdt. Maar we proberen het toch.
De Libris Literatuur Prijs 2020 is voor een tour de force, geschreven door een trefzekere stilist die een diepzinnige en ontroerende roman schreef over de lichtheid die het leven draaglijk maakt.
Amsterdam, 22 juni 2020
De jury
Ionica Smeets, voorzitter
Dirk-Jan Arensman
Bo van Houwelingen
Christine Otten
Ronald Soetaert