D. Hooijer – Sleur is een roofdier
Wat doe je als je vrouw nog altijd contact blijkt te hebben met haar ex-man en als die bovendien om raad komt vragen, omdat hij niet klaar komt bij zijn nieuwe vriendin? Hoe ga je om met een kind uit een asielzoekerscentrum dat lijdt aan heimwee en bang is te groeien? Op deze en andere vragen heeft D. Hooijer in haar verhalenbundel Sleur is een roofdier op inventieve wijze even curieuze als fascinerende antwoorden gegeven.
De personages die ten tonele worden gevoerd, zijn afkomstig uit zeer diverse kringen, zoals de gezondheidszorg en de toneelwereld, maar ook de wereld van het circus en het bordeel, uit die van asielzoekers en van criminelen. Hun handelingen en overwegingen doen doorgaans nogal buitenissig aan. Om greep op de werkelijkheid te houden, klimt een alcoholist zo hoog mogelijk in een boom. Bij het afscheid nemen van zijn gezin spreekt een man teksten in in lege potjes. In het universum van Sleur is een roofdier heerst geen logica. Het wordt bewoond door personages die doorgaans alleenstaand zijn, zelden of nooit gelukkig, dromend en vol verlangen. Hooijer presenteert ze in al hun kwetsbaarheid en schetst ze vol empathie.
Opmerkelijk is dat Hooijer informatie over elke figuur bij stukjes en beetjes af geeft. Zo laat zij de lezer vaak lang in onzekerheid over de vraag of deze met een man of een vrouw van doen heeft en hoe de persoon in kwestie überhaupt heet. Voor de lezer ontstaan langzaam maar zeker de contouren van figuren, die nergens volledig zijn ingevuld en meestal tot aan het eind toe raadselachtig blijven. Zo ontstaat er alle vrijheid voor elke verbeelding, terwijl de auteur duidelijk niet wenst te doen aan karakteropbouw in de traditionele zin van het woord.
Hooijer heeft sowieso geen boodschap aan conventies. Ook niet waar het de interpunctie betreft. Zij lijkt vooral weinig op te hebben met de conventie van eenheid. Of het nu de aard van de personages betreft, de eenheid van een verhaal of het genre, Hooijer schept er zichtbaar genoegen in ze tongue in cheek te herstichten. Elementen van het fictieve verhaal, het toneelstuk en het essay weet zij op ingenieuze wijze met elkaar te verbinden, zoals in ‘Het gelaat van Ludmilla’, een soort misdaadverhaal, maar dan in de setting van een toneelstuk, met opvallend veel perspectiefwisselingen. In ‘Tweemaal tut-af’, een verhaal over twee verpleegkundigen die niet met mannen kunnen omgaan, geven de dames dan weer fraaie, bijna essayistische beschouwingen over de begrippen ‘tut’ en ‘trut’ ten beste: ‘Trouwens een trut is iemand die liever het woord “tut” gebruikt’.
Voor haar beschrijvingen gebruikt Hooijer veelal korte zinnen die net niet soepel in elkaar overlopen. De zinnen lijken op zichzelf te staan en vertonen toch samenhang: ‘De dokter is te verstaan omdat hij articuleert. Zolang ik hem ken is hij hees. Hij spreekt met weinig lucht. Zijn stem zelf zou een bijgeluid kunnen zijn’. Hooijer is erin geslaagd een geheel eigen stijl te ontwikkelen, die prikkelt, verbaast en niet zelden op de lachspieren werkt. Haar humor zit niet alleen in de beschreven scènes, al mogen die er zijn. Het is vooral de verwoording van allerlei observaties en mededelingen die een humoristisch effect sorteren: ‘Ik onderschatte haar omdat ik in die tijd iedereen onderschatte behalve Moszkowicz en Prins Bernhard’.
Hooijer heeft alle registers van het vertellen open getrokken. Dat leverde negen ongewone, fascinerende verhalen op, waarin niets vaststaat, afgerond of eenduidig is. In die verhalen heeft zij een delicaat evenwicht weten te vinden tussen vertelling en vertelwijze, tussen inhoud en vorm. De schrijfster toont zich betrokken bij de samenleving, zonder haar engagement nadrukkelijk uit te dragen. Zij blijkt een zeer fijn gevoel voor de taal en voor literaire genres te hebben en laat zien dat zij een voortreffelijk stilist is. Zij spreekt de lezer aan op zowel zijn gevoel als verstand. Hooijer slaagt erin te verrassen, te ontroeren en te doen lachen. Wie zoveel kwaliteiten als schrijver in zich verenigt, die kwaliteiten volledig durft in te zetten en in die compromisloosheid weet te zorgen voor een unieke leeservaring, mag zich terecht de winnares van de Libris Literatuur Prijs 2008 noemen.
Amsterdam, 6 mei 2008
De jury
Tom de Swaan, voorzitter
Klaus Beekman
Marc Kregting
Marc Reynebeau
Fleur Speet