Adriaan van Dis – Ik kom terug
De relatie tussen een moeder en haar zoon is een niet weg te denken thema uit de wereldliteratuur. Hoe belangrijk is Oedipus bijvoorbeeld niet gebleken, zeker nadat Freud met hem aan de haal ging en hem de hoofdrol schonk in een heus complex? En wat te denken van Hamlet die zich in confrontatie met een schedel afvroeg of zijn leven na het verraad van zijn moeder nog wel de moeite waard was? Een meer eigentijdse en misschien ook subtielere aanpak van deze thematiek brengt Adriaan van Dis in Ik kom terug.
Van Dis schreef al eerder over zijn ouders, in Indische duinen bijvoorbeeld, en in Familieziek. Hij schreef over zijn ook in vredestijd oorlogszuchtige vader die zijn gezin terroriseerde en over zijn kille moeder met wie het kwaad kersen eten was voor een opgroeiende jongen. In Ik kom terug zijn de ouders echter kwetsbare mensen die ondanks alles hun best deden in het leven.
In deze roman sluit de 98-jarige moeder van de schrijver een deal met haar zoon: zij vertelt hem haar verhaal en in ruil bezorgt hij haar de pillen die een zachte dood garanderen. Samen met haar gaat hij vervolgens op zoek naar de verloren tijd. Geleidelijk aan krijgt hij het verhaal van zijn ouders te horen, en dan blijkt die boeman van een vader opeens ook een goede minnaar geweest te zijn. De moeder vertelt ook over de drie jaar in de Jappenkampen die haar bestaan voor altijd overhoop hebben gegooid, en wanneer ze het over de details van zijn eigen conceptie heeft, beseft de schrijver hoe intiem hij inmiddels is geworden met zijn stervende moeder.
Ik kom terug boeit vanaf de eerste bladzijden en laat je als lezer nadien niet meer los. Je gaat geheel op in de wereld van de hoofdpersonages, pakt met hen een paar emotionele stroomversnellingen en berust uiteindelijk samen met de schrijver met een zekere gelatenheid in de dood van een moeder.
Dat dit boek je als lezer vasthoudt heeft veel te maken met de menselijke complexiteit die Van Dis zijn personages heeft meegegeven. Geen van hen is eenduidig of doorzichtig. Nee, zij zitten vol contradicties, dubbelzinnigheden en leugens. Ook al is de moeder bijna dood, zij is niet bereid haar zoon de hele waarheid te vertellen, en blijft met hem een spel van feit en fictie spelen.
Dé grote valstrik bij het schrijven van een boek als Ik kom terug is natuurlijk die van het egocentrisme, waarbij de schrijver zo verstrikt raakt in zijn eigen preoccupaties dat hij vergeet dat hij uiteindelijk toch voor een lezerspubliek aan het werk is. Van Dis stelt dit publiek echter nooit teleur. Navelstaarderig wordt Ik kom terug nooit, mede door de concrete verbondenheid van de roman met plaats en tijd: het Nederland van de voorbije eeuw. Niet alleen neemt de zoon zijn moeder mee naar haar Zeeuws-Vlaamse streek van afkomst, zij vergezelt hem in haar verhalen ook naar het koloniale Java waar zij omhuld werd door een fijne nevel van erotiek en extase.
Empathie kan ook pijnlijk zijn, bedenkt de schrijver in Ik kom terug. De precieuze beschrijving van de pijn die zowel hem als zijn moeder treft, maakt deze roman uitzonderlijk. Zij doet bekentenissen die ze decennialang voor zich heeft gehouden en hij beseft dat hun gesprekken veel weg hebben van een analyse bij een psychotherapeut. Daar ga je ook tot op het bot in de hoop te ontdekken waar het ooit fout liep. Ik kom terug is psychotherapie zonder therapeut, een relaas over feilbaarheid, erfelijke belasting en uiteindelijk ook over de manier waarop lichaam en taal met elkaar verbonden zijn.
Adriaan van Dis’ Ik kom terug is een roman die emotioneel is zonder pathetisch te worden, intellectueel, maar niet belerend. Het is een boek dat de taaldiscipline van een geoefend schrijver verraadt en op tragikomische wijze naar de kern van het menszijn graaft. Redenen te over dus om deze uitzonderlijke roman te bekronen met de Libris Literatuur Prijs 2015.
Amsterdam, 11 mei 2015
De jury
Wim Pijbes, voorzitter
Jacqueline Bel
Rob van Essen
Maria Goos
Marnix Verplancke