De Pruimelaarstraat van Louis van Dievel is onmiskenbaar een roman, maar meteen is ook duidelijk dat het een roman is die met fictionele middelen de impact toont van een waar gebeurde geschiedenis: drie lustmoorden die begin jaren zeventig van de vorige eeuw in een Vlaams dorpje hebben plaatsgevonden en die sindsdien deel uitmaken van het collectieve geheugen van Vlaanderen, op de wijze waarop ‘de Baarnse moordzaak’ uit de vroege jaren zestig dat in Nederland doet.
‘Iedere gelijkenis met bestaande personen en feiten berust op toeval’, zo staat natuurlijk vóór in Van Dievels roman vermeld. In hoeverre de opgevoerde buurtbewoners-personages teruggaan op bestaande personen uit de werkelijkheid doet er literair gezien ook niet toe: Van Dievel weet ze neer te zetten als personages die voor de lezer authentiek zijn.
In een carrousel van ik-vertellers komt het relaas tot stand van vijftien buurtbewoners, de dokter, de kapelaan en de veldwachter, regelmatig onderbroken door krantenverslagen en processtukken. Zo ontstaat een verbluffend mozaïek van subjectieve perspectieven dat de lezer niet gauw meer uit handen legt. Van Dievel excelleert in het procédé dat Claus indertijd in De metsiers gebruikte – en dat deze overigens weer had afgekeken van William Faulkner met diens As I Lay Dying.
Eerst krijgen we de reacties van de buurtbewoners op de ontdekking van de misdrijven te zien. Elk personage reageert anders op de schokkende onthullingen: met verbijstering, verdriet, woede, schuldgevoel of angst. Vervolgens krijgen we eenzelfde tour d’horizon, maar dan twee jaar later, waardoor de impact van de misdaden op de buurtbewoners duidelijk wordt. En tenslotte laat het verhaal zien hoe het oprakelen van de details, bij het strafrechtelijke proces, ingrijpt in de huwelijken en andere relaties in de buurt: hoe het vriendschappen fnuikt, vertrouwen ondermijnt en animositeit versterkt.
Van Dievel heeft de criminele gebeurtenissen uit de werkelijkheid met succes aangegrepen als katalysator voor een roman, waarin hij als een rasverteller het intieme drama achter de feiten uit de doeken doet. Hij komt helemaal los van de historische aanleiding en geeft een indringend beeld van zompig Vlaanderen. Hij schetst het hele delicate weefsel van een volks buurtleven, met daarin de huwelijken als taaie knopen, en hij doet dat op een directe, beeldende manier, die aan Walschap, Céline en Boon doet denken. Hij toont hoe het weefsel gaat kraken en begint te scheuren, en hoe enkele knopen het dan met een knal begeven. Hij maakt aanschouwelijk wat er gebeurt wanneer buurtbewoners onder de druk komen te staan van een collectieve shock, die onwillekeurig diep verborgen angsten en frustraties naar de oppervlakte brengt.
De historische feitenreeks inzake de lustmoordenaar werkt als een dramatisch middel, een hogedrukpan waarin alle zwakke plekken acuut worden, en waarin zichtbaar wordt hoe kwetsbaar het leven is van gewone mensen in een geregeld bestaan.
Van Dievels roman is meeslepend door de trefzekerheid waarmee hij de buurtbewoners stemmen geeft in hun typisch Vlaamse parlando, door de compositie van de perspectieven en het helaas te zelden getoonde vermogen om de plot – niet van het verhaal van de lustmoorden, maar van zijn eigen, daarvan afgeleide buurttragedie – af te ronden met een slot dat dramatisch overtuigend is.
Amsterdam, 26 maart 2007
De jury
Cox Habbema, voorzitter
Hans Bouman
Alle Lansu
Wilbert Smulders
Erik Vlaminck