In de strak geregisseerde roman Het smelt van Lize Spit keert een jonge vrouw na dertien jaar terug naar haar geboortedorp, het Vlaamse Bovenmeer. In haar kofferbak ligt een smeltend blok ijs. Onderweg worden scènes van de reis afgewisseld met flashbacks naar Eva’s jeugd. Gaandeweg wordt duidelijk dat ze zwaar getraumatiseerd is door een vriendschap die haar destijds voor onmogelijke keuzes heeft gesteld, onmogelijk bij gebrek aan alternatieven in een uitzichtloos gat als Bovenmeer. Naarmate het ijs smelt wisselen de scènes elkaar steeds sneller af, totdat beide verhaallijnen samenkomen in een dramatische ontknoping.
Van het begin af aan is in deze ijzersterke roman duidelijk dat Het smelt geen ontroerend verhaal is van een romantische plattelandsjeugd. Eva beleeft spannende momenten met haar twee puberende vrienden, haar anorectische zusje en haar alcoholistische moeder. Als lezer ben je je voortdurend bewust dat deze ‘plattelandsavonturen’ niet zonder consequenties kunnen blijven. De rekening wordt gepresenteerd in de vorm van een paar seksueel schokkende taferelen die niemand wil associëren met de kindertijd. Spits roman is meedogenloos in de onthulling dat kinderen wreed kunnen zijn in hun egocentrisme, en veel te toegeeflijk in hun drang om ergens bij te horen.
In tegenstelling tot wat de titel doet vermoeden is Het smelt geen climate fiction. Wel getuigt deze onconventionele streekroman van een sterk ecologisch bewustzijn. De dreiging van verlaten boerenerven, donkere fietswegen of verzengende zomerluchten spelen nadrukkelijk een rol in het verhaal. Het magistraal beschreven landschap is een personage dat in de haarvaten van de vertelling doordringt en doorklinkt in de dialogen van de karakters. In dit landschap, dat Eva tegelijkertijd eigen en vijandig is, vecht ze voor wat haar lief is.