De zeer boeiende en meeslepende roman Wil van Jeroen Olyslaegers wijkt sterk af van gebruikelijke romans over de Tweede Wereldoorlog. In dit boek geen strijd tussen goed en kwaad, geen blik van een personage of een schrijver die het allemaal achteraf beter weet. Maar een vertwijfelde poging van een stokoude man om in het heden rekenschap af te leggen van zijn rol bij de bezetting van Antwerpen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hoe raakte hij betrokken bij de Jodenvervolging in die stad? Wat deed hij eraan om niet steeds dieper weg te zinken in onoverzichtelijk geweld en verregaande wandaden? Hoe kwam het dat hij al zijn dichterlijke aspiraties uiteindelijk opgaf?
Bijzonder overtuigend is de romanconstructie: de oude man vertelt zijn wederwaardigheden aan een achterkleinzoon. Dit geeft de schrijver de gelegenheid de lezer te confronteren met de vraag hoe hij of zij zich zou opstellen, mocht het ooit weer zover komen. Impliciet klinkt deze vraag door naar de maatschappelijke situatie van nu zonder dat dit leidt tot al te zwaar aangezet moralisme. Olyslaegers maakte van zijn hoofdfiguur een overtuigende anti-held, die weliswaar zwelgt in zelfmedelijden en alles probeert goed te praten, maar die toch steeds ongenadig met zichzelf in debat gaat. Zijn vertwijfeling wordt die van de lezer. Dit alles is geschreven in een voortjagende, dwingende en groteske, maar altijd aangrijpende stijl, die de existentiële nood van de verteller voortreffelijk weergeeft. Vorm en inhoud vallen in deze roman samen. De beschrijvingen van cafés, van razzia’s, van duistere complotten voeren de lezer langs diepe dalen van onmenselijk gedrag, maar geven tegelijkertijd een fraai, expressionistisch beeld van Antwerpen in die tijd. Daar komt nog bij dat Olyslaegers zijn zinnen heeft doordesemd met een zeer authentiek aandoend Antwerps patois. Al met al brengt Wil een duistere periode op onnavolgbare manier opnieuw tot leven.