Juryrapport Libris Literatuur Prijs 2009

Dimitri Verhulst – Godverdomse dagen op een godverdomse bol

Op de tragikomische roman De helaasheid der dingen (2006) volgde de novelle Mevrouw Verona daalt de heuvel af (2006), een ijzingwekkend verhaal over liefde en dood. Godverdomse dagen op een godverdomse bol is weer een totaal ander boek, dat alle verwachtingen weglacht. Een schrijver die zo veel verschillende boeken op rij aflevert, noem je op z’n minst een fenomeen.

Godverdomse dagen is geen klassieke roman. Dit is een van die boeken die zich op allerlei raakvlakken bewegen en een nadere genreomschrijving vakkundig omzeilen. Er is amper een plot, er is amper een hoofdpersoon. Of juist heel veel hoofdpersoon. Een onzijdig “het”, afgekort tot “’t” is het collectief waar het in dit boek om draait en dat is meteen de hele mensheid. Godverdomse dagen is een sardonische komedie met de mens als dader en als lijdend voorwerp. Maar behalve als geschiedenis van een haperende mensheid valt het ook te lezen als een weergaloze stijloefening.

De taal is opzettelijk scabreus en agressief, waardoor al van meet af een bepaalde toon is gezet. Duidelijk is dat in de ogen van Verhulst de mensheid geen gunstige ontwikkeling doormaakt. Er wordt af en toe gerept van voortgang, gesymboliseerd door de regelmatig herhaalde vraag van de verteller hoe laat het is. De tijd tikt voort, maar van vooruitgang is geen sprake. De mens is en blijft dezelfde hulpeloze ellendeling. We volgen hem vanaf het moment dat hij uit het water opduikt, als amfibie, tot aan de atoomaanval op Hiroshima. “Een purperen licht neemt het hele uitspansel in bezit. Magnifiek. Hiervoor zou ´t ooit uit het water gekropen kunnen zijn.” Druipend van ironie beschrijft hij het vredebrengende wereldwonder, waarbij in een fractie van een seconde meer dan 70.000 zielen omkomen. Hier eindigt de geschiedenis van Verhulst. “Het is acht uur zestien”, schrijft hij. “Zo laat is het. En acht uur zestien zal het altijd blijven, wat horloges één minuut later ook mogen beweren.”

Tussen oerwater en atoombom spelen zich allerlei ontwikkelingen af. In een notendop maken we, op z’n Verhulsts kennis met grotbewoners, legionairs, de eerste mohammedanen, uitvinders, godsdiensttwisten, de pest, een groeiend aantal stadbewoners en met de zogeheten ontdekkingsreizigers. “’t Is op een lap grond gestoten waar het nog geen weet van had”, lezen we. Maar dan blijken er al andere mensen te wonen. “Okee, te lomp om het wiel uit te vinden, te imbeciel om trekdieren uit te buiten en te mallotig om met een ploeg het land te bewerken. (-) Maar ’t is er toch in geslaagd om op één of andere wijze bonen te verbouwen, maïs en pompoenen te kweken.” Waarna de oorspronkelijke, “in veren en vodden geklede” bewoners met harde hand tot het juiste geloof worden bekeerd.

De geschiedenis komt dicht bij huis in deze roman. Zo wordt het brandmerken van slaven omschreven als een ‘inwijdingsritueel’, alsof het gaat om een vrijwillige studentendoop. Overwonnen volkeren moeten de taal van de overwinnaar leren spreken, ‘Het Usurpators zonder moeite’. Dat klinkt als een onschuldige NTI-cursus. Reclameclichés duiken op in het hoofdstuk over de pest. Na de uitvinding van het uurwerk wordt de zandloper niet weggegooid, want ‘die kan nog altijd worden gebruikt voor gezelschapsspelletjes’. Ook de wetenschappelijke vondst van de bacterie krijgt bij Verhulst vanzelf iets huiselijks, al zit het geniep hier in de staart: “een onooglijk klein mormel dat het deeg doet rijzen, de kaas doet rijpen en tyfus laat verspreiden.”

Verhulst knipoogt zelfs naar de Nederlandse literatuur. Ergens in het boek is sprake van het ‘sadistisch universum’, een uitdrukking die werd gemunt door W.F. Hermans. De term ‘de Grote Drie’, die meestal verwijst naar Hermans, Mulisch en Reve, duikt ook op in Godverdomse dagen – maar nu dient hij om ratten, kakkerlakken en pissebedden aan te duiden.

Godverdomse dagen is geen boek dat je zomaar naast je neerlegt. Verhulst laat op een bijzonder geestige manier geen spaander heel van de mensheid. Zijn formuleringen zijn wonderlijk, maar altijd welluidend, met evenveel dialectische als zelfverzonnen woorden. Soms is het verband los, soms is het strak als een snaar, maar er zit rijm in bijna elke zin. Dit boek is een vuurwerk van taal en alleen al daarom een literaire prestatie van formaat. Verhulst zoekt de grenzen op van de roman, daagt de lezer uit en zet de geschiedenis en passant ook nog even soepel naar zijn hand.
Voor zijn scherpzinnige inzichten in de mensheid, met veel flair en virtuositeit gebracht, bekronen wij Dimitri Verhulst graag en van harte met de Libris Literatuur Prijs 2009

Amsterdam, 11 mei 2009

De jury

Ivo Opstelten, voorzitter
Mark Cloostermans
Carel de Haseth
Janet Luis
Thomas Vaessens

Winnaar 2024

Shortlist 2024

Longlist 2024

archief